De Eerste Kamer is akkoord gegaan met de wetsvoorstellen Huurverhoging op grond van inkomen en Huurverhoging op grond van een tweede categorie huishoudinkomens van minister Blok van Wonen en Rijksdienst.
37 senatoren stemden voor, 36 senatoren stemden tegen. De behandeling van het wetsvoorstel tegen het zogenoemde scheefwonen was in juni 2012 aangehouden. De minister had op 8 maart 2013 nog schriftelijke vragen van de fracties van de PvdA, het CDA, en D66 beantwoord.Doorstroming bevorderen
Het wetsvoorstel Huurverhoging op grond van inkomen beoogt vooral de doorstroming op de gereguleerde huurmarkt te bevorderen door huurders naarmate hun inkomen hoger is met een hogere huurverhoging te confronteren. Zo gaan de huren voor mensen met een inkomen tot 33.614 euro maximaal 4 procent (met inbegrip van inflatie van 2,5 procent) omhoog, voor inkomens tussen 33.614 euro en 43.000 met 4,5 procent en voor de inkomens daarboven met 6,5 procent.
Senator De Vries-Leggedoor (CDA) haalde het verloop van het wetsvoorstel aan sinds de behandeling in de Eerste Kamer in juni 2012. Zij stelde dat hoewel haar fractie nog steeds achter het oorspronkelijk doel staat, deze wetsvoorstellen als gevolg van de onderhandelingen voor het Regeerakkoord en het Woonakkoord chaotisch en ondoordacht zijn. Volgens de senator worden met name particuliere investeerders flink benadeeld door het voorstel. Zij vroeg of het niet eenvoudiger is een inkomensafhankelijke heffing in te voeren en of de minister nog steeds van plan is de motie-Essers - die onder meer om een investeringsimpuls vraagt - uit te voeren. De minister zei hierop dat de investeringsmogelijkheden binnen het Woonakkoord gegarandeerd worden.
Senator Schouwenaar (VVD) stelde dat in een aanzienlijk deel van de gereguleerde woningen mensen wonen met een inkomen boven 34.229 euro. "Dat is geen luxe wonen, maar dat zijn niet de mensen waarvoor sociale woningen voor bedoeld zijn." Schouwenaar onderstreepte dat het er niet om gaat om mensen die scheefwonen te benadelen, maar om mensen op wachtlijsten een kans te geven. Ten aanzien van de verhuurdersheffing betwijfelde hij of deze ook zou moeten gelden voor particuliere verhuurders, waaronder institutionele beleggers, en voor nieuwbouw binnen het middensegment.
Senator De Boer (GroenLinks) stelde dat de verhouding tussen bezuinigingen in de huurmarkt en koopmarkt scheef ligt. Bovendien is het volgens de senator discutabel of de gevolgen van de extra huurverhogingen ook daadwerkelijk voordelig zijn voor mensen met lage inkomens. De Boer vroeg of de minister kon garanderen dat bij een inkomensdaling binnen drie maanden een eventuele huurverlaging plaats kan vinden met terugwerkende kracht. De minister stelde dat dit niet gegarandeerd kan worden. Bovendien kan de huurverlaging volgens de minister geen terugwerkende kracht krijgen wanneer iemand een procedure is gestart bij de huurcommissie. Na verdere vragen van senator De Boer zei hij toe met een schriftelijke toelichting te zullen komen.
Kabinetsvisie op de woningmarkt
Senator Duivesteijn (PvdA), die zijn maidenspeech hield, vroeg waarom niet gekozen is voor huursombenadering, waarbij de verhuurder op basis van kwaliteit van de woning een huurprijs kan vaststellen. Een eventueel onrechtvaardig voordeel door een lage huur in relatie tot het belastbaar inkomen kan volgens de senator fiscaal gecorrigeerd worden. Ten aanzien van het wetsvoorstel voor de verhuurdersheffing (dat nog in de Eerste Kamer behandeld moet worden) merkte Duivesteijn op dat maatschappelijk noodzakelijke investeringen hierdoor sterk worden beperkt en dat deze zijns inziens te eenzijdig is gericht op het afromen van de huurverhoging. Hij vroeg de minister om overtuigend aan te tonen dat er blijvend wordt geïnvesteerd in de woningmarkt, met name in de zogeheten krimpgebieden. Verder drong de senator aan op het ontwikkelen van een Woonvisie en het Nationaal Plan voor het Herstel van de Woningmarkt.